CDA tegen kampeerplekken

Voorpagina » Nieuws » Regio's » Schin op Geul » CDA tegen kampeerplekken

Op Keuteberg in Schin op GeulAan het College van Burgemeester en Wethouders
Valkenburg aan de Geul, 15 augustus 2008
Betreft: vragen artikel 41 “voornemen wijzigingsplan locatie Keuteberg 8, Schin op Geul”
Geacht College,
Wij hebben kennis genomen van uw voornemen om op grond van artikel 9, lid VII van het bestemmingsplan buitengebied 1994 een wijzigingsplan vast te stellen voor de locatie Keuteberg 8 te Schin op Geul, inhoudende het toestaan van maximaal 15 kampeerplekken.
Op 14 februari 2007 heeft het voormalige College meegewerkt aan het realiseren van twee vakantieappartementen op de locatie Keuteberg 8, maar een voorziening van kamperen bij de boer op die locatie geweigerd.
Bij schrijven van 13 december 2007 heeft hetzelfde College zich in principe bereid verklaard onder voorwaarden aan het verzoek tot het realiseren van maximaal 15 kampeerplekken wel medewerking te verlenen.
Tegen dat voornemen heeft de Vereniging Natuurbehoud Schin op Geul een zienswijze ingediend met het verzoek uit een oogpunt van natuur, milieu, landschap en verkeer van het voornemen tot medewerking af te zien.
Onze fractie deelt een aantal van de door voornoemde vereniging ingebrachte bezwaren.
De locatie waar het hier om gaat is gelegen in een agrarisch gebied met hoge landschappelijke waarden en in een stiltegebied.
Wij begrijpen dat vooral economische motieven ten grondslag liggen aan het voornemen aan het verzoek medewerking te willen verlenen. De bepalingen van het vigerende bestemmingsplan staan echter realisering van kampeerplekken in de weg. Ook diverse door uw college geformuleerde wijzigingsvoorwaarden zijn ons inziens tegenstrijdig aan het eventueel toestaan van een dergelijke voorziening in dit gebied.
Wij hebben dan ook een aantal vragen en kanttekeningen die wij bij dezen aan U voorleggen.
1. Welke motieven hebben geleid tot wijziging van het in februari 2007 ingenomen standpunt om geen kampeerplekken op betreffende locatie toe te staan?
2. In het omringende landschap -binnen eigen en aangrenzende gemeenten- zijn vanuit wandelgebieden de consequenties van al aanwezige parkeerplekken als ongewenste en onnatuurlijke ingrepen in de natuur zichtbaar. Ook de op de hier aan de orde zijnde locatie te realiseren kampeerplekken zullen ongetwijfeld vanuit de wijde omgeving als storend element in het landschap duidelijk zichtbaar worden en blijven. Moeten deze economisch gemotiveerde concessies aan natuur, landschap en milieu niet tot een minimum worden beperkt? En hoe verhoudt zich deze ontwikkeling met de gestelde voorwaarde dat aan het landschappelijk beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk mag worden gedaan?
3. Er zal vanwege het realiseren van kampeerplekken sprake zijn van terreinegalisering, en van het aanbrengen van verhardingen t.b.v. bereikbaarheid en parkeren, gezien ook voorwaarde van altijd parkeren op eigen terrein. Bent U met ons van mening dat ook deze voorzieningen vrijwel zeker het landschappelijk beeld en de ruimtelijke kwaliteit zullen aantasten?
4. In een stiltegebied, waar hier sprake van is, mag geen bestemmingsplanwijziging of vrijstelling worden verleend die leidt tot niet als gebiedseigen te beschouwen geluiden; moet niet verwacht worden dat de voorgenomen voorziening hiermee op gespannen voet komt te staan: we doelen hier om campingeigen geluiden en de toename aan verkeersbewegingen? En hoe is het in dit verband gesteld met mogelijke inbreuk op de privacy van en overlast voor bewoners aan de Keuteberg?
5. Op de Keuteberg is alleen bestemmingsverkeer toegestaan; is de verkeerstoename niet in strijd met het stiltegebied en de verkeersveiligheid op dit zeer smalle en steile landweggetje?
6. Er valt te vrezen dat van een eventuele bestemmingsplanwijziging een niet meer tegen te houden precedentwerking in dit gebied en elders tot gevolg zal hebben; des te meer reden om bijzonder terughoudend te zijn met het toestaan van de hier gevraagde voorzieningen. Mocht onverhoopt toch akkoord gegaan worden met het voorgestelde wijzigingsplan, hoe denkt uw college dan verdere precedentwerking te voorkomen?
7. Het wijzigingsplan mag niet in strijd zijn met gemeentelijk of provinciaal beleid; is daar in relatie met het geldende bestemmingsplan buitengebied en de landschapsvisie Zuid-Limburg (van december 2007) niet overduidelijk sprake van? En wordt hier zonder het gevoelen van de raad te kennen niet al een voorschot genomen op het toekomstig door de raad vast te stellen nieuw beleid (in de vorm van structuurvisie en nieuwe bestemmingsplannen) voor het buitengebied?
8. De provincie moet vooraf hebben aangegeven met de ontwikkeling te kunnen instemmen; er wordt in dit verband verwezen naar een email van de provincie van 4 december 2007. Deze email lag niet in het dossier. Wat zijn de motieven van de provincie om, deels in tegenstelling tot haar eigen beleid, toch in te stemmen?
9. Bent U het met ons eens dat er in de onmiddellijke nabijheid van de hier aan de orde zijnde locatie ruimschoots voldoende van dit soort voorzieningen aanwezig zijn, zowel in de vorm van kamperen bij de boer als ook reguliere campings?
Het moge duidelijk zijn dat onze fractie zich ernstig zorgen maakt over de voorgenomen afwijking van het geldende bestemmingsplan, m.n. voor wat onomkeerbare consequenties van een dergelijk besluit zullen en kunnen zijn.
Wij verzoeken U college om beantwoording van de gestelde vragen én vooral ook om zorgvuldige afweging voordat een besluit in deze wordt genomen; wellicht verdient het- gezien de draagwijdte ervan voor toekomstig beleid – hier de voorkeur vooraf het gevoelen van de raad na te gaan.
Uw reactie met belangstelling tegemoet ziend, verblijft namens de CDA-fractie,
met vriendelijke groet,
Math. Knubben, fractievoorzitter

← Vorig bericht

Aanbieding van de Dorpsvisie

Aanbieden van de dorpsvisie

Volgend bericht →